Direct naar inhoud

Oeso-richtlijnen bedrijven tandeloos

Geplaatst in categorie:
Nieuws
Gepubliceerd op:

Aan het niet naleven van de Oeso-richtlijnen voor multinationale ondernemingen worden in de praktijk geen consequenties verbonden, terwijl de mogelijkheden daarvoor wel aanwezig zijn. Ingezonden brief van Joris Oldenziel en Joseph Wilde-Ramsing van SOMO in het Financieele Dagblad.

Aan het niet naleven van de Oeso-richtlijnen voor multinationale ondernemingen worden in de praktijk geen consequenties verbonden, terwijl de mogelijkheden daarvoor wel aanwezig zijn. De vorige week afgesloten klacht tegen Shell maakt dit duidelijk en onderstreept dat het vrijwillige karakter het gezag en de invloed van dit instrument beperkt.

De Oeso-richtlijnen voor multinationale ondernemingen leggen de verwachtingen van de Oeso-landen vast ten aanzien van het gedrag van hun multinationale ondernemingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Dat strekt zich uit tot onder meer arbeidsrechten, mensenrechten en milieu. De Nederlandse overheid hanteert het standpunt dat MVO in principe vrijwillig is, maar niet vrijblijvend. Vrijwillig, omdat het niet bij wet verplicht is, vrijblijvend, omdat het niet zonder consequenties mag zijn. In de praktijk worden er geen consequenties verbonden aan het niet naleven van die richtlijnen, terwijl daar wel mogelijkheden voor zijn. De overheid zou bijvoorbeeld condities kunnen verbinden aan overheidssteun en -garanties, denk aan exportkredietverzekeringen en deelname aan handelsmissies.

Hoewel maatschappelijke organisaties en andere partijen klachten kunnen indienen bij het Nationaal Contact Punt (NCP) over het niet naleven van de Oeso-richtlijnen door een specifiek bedrijf, heeft dit nauwelijks effect op het gedrag van de multinational. In 2006 diende Milieudefensie, samen met Filipijnse partners, een klacht in tegen Shell over de gezondheids- en veiligheidssituatie rond een oliedepot midden in de Filipijnse hoofdstad Manilla.
Het NCP heeft 3 jaar lang getracht de zaak te onderzoeken en deed pogingen tot bemiddeling. Dit faalde, omdat Shell niet wilde deelnemen aan een bemiddelingspoging. Het NCP kan bedrijven helaas niet dwingen de richtlijnen op enigerlei wijze serieus te nemen. Shell stelde onredelijk hoge vertrouwelijkheidseisen; een situatie die het NCP zelf ‘spijtig’ en contraproductief vond. Shell laat zien dat het naïef is om te verwachten dat bedrijven vrijwillig sociale- en milieubelangen laten prevaleren boven economische belangen.

Staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken constateert in zijn reactie op de eindverklaring van het NCP dat die op zorgvuldige wijze heeft getracht het bemiddelingsproces op gang te brengen, maar dat het er ‘helaas niet van is gekomen’. Aan het feit dat Shell weigerde te bemiddelen en volgens de NCP de Oeso-richtlijnen heeft geschonden op het gebied van openheid over niet-financiële informatie, inclusief milieuverslaglegging, verbindt de staatssecretaris verder geen enkele consequentie.

Zo wordt het signaal afgegeven dat naleving van de Oeso-richtlijnen geheel vrijblijvend is. Het is dan ook absurd te hopen dat deze uitkomst ‘zal leiden tot versterking van het gezag en naleving van de Oeso-richtlijnen’, zoals Heemskerk in zijn reactie aangeeft. Een NCP dat in drie jaar geen keer zijn belangrijkste taak succesvol heeft kunnen invullen, heeft weinig gezag. Zeker wanneer bedrijven op geen enkele wijze de consequenties ondervinden als zij de procedure veronachtzamen.

Joris Oldenziel en Joseph Wilde-Ramsing zijn onderzoekers bij de Stichting onderzoek multinationale ondernemingen SOMO en OECD Watch-coördinatoren.

Geplaatst in categorie:
Nieuws
Gepubliceerd op:

Related news

Op de hoogte blijven?

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuw onderzoek naar de macht van bedrijven.